-ial
-ial: < Gr. ialis.
-ial: < Gr. ialis.
-ian: < Gr. ianus.
-ief: < Fr. -if , -ive < L. -ivus (vormt bijvoeglijke naamwoorden van werkwoorden) geeft aan dat er een neiging is tot het genoemde werkwoord. Voorbeeld: sporten ( werkwoord ) wordt: sportieve atleet.
-ig: < L. -cus vormt woorden die tonen dat iets deze eigenschap heeft.
-ij: < OFr. -ie < L. -ia plaats waar iets wort gedaan, gemakt waar iemand werkt. Bijvoorbeeld slagerij, galerij, rederij.
-in(e): < L. achtervoegsel die aangeeft dat iets chemisch is.
-ire: < L. -ire gaan.
-isch: <HD. -isch . Duid een afleidingen aan van a) stam- en volksnamen: Belgisch, Frankisch, Gotisch, Semitisch; b) toponiemen: Arabisch, Aziatisch, Dorisch, Scandinavisch; c) eigennamen: draconisch, homerisch; d) andere persoonsaanduidingen van uitheemse herkomst: gigantisch, poëtisch, pedagogisch, socialistisch; en e) andere Romaanse woorden op Latijn -icus, Frans -ique etc. (veelal zelf weer ontleend aan Griekse woorden … Lees meer
-iseerde
-iseren
-ism: < G. -ismos, -isma vormt een zelfstandig naamwoord van een werkwoord, duidt ook aan dat een onderwerp wordt creëert van een ander woord. E.G. sociaal - socialisme.
-ist: < OFr. iste < L. -ista achtervoegsel waarmee mannelijke voornaamwoorden werden gemaakt.
-ite, -iet ,-ide naam vormend achtervoegsel voor explosieven en commerciële producten e.g. dynamiet, cordiet, < L. -itus. check if all suffixes make sense.
-ium
-lijk: < G.-leiks lijk¹.
-logie: < L. logia studie van.
-loog: < Gr. logos verhandeling, woord. -loog benoemd de titel van iemand een bepaalde handeling uitvoert neuroloog.
-loos: < MNl. loos los, vals, lastig < Got. laus los, leeg.
-lyse: < Gr. lusis los < luein losmaken. eg, analyse, elektrolyse.
-meest: < Got. maists superlatief van meer.