zintuig

zintuig:< een andere form van zin, zo geschreven om verwarring te voorkomen.

zitten

zitten: < MNl. sitten < Got. sitan < OI. sidati hij zit.

zo

zo: < L. se op die manier.

zolang

zolang: < zo < L. se op die manier. + lang < L. longus

zon

zon: < OHD. sunna < Got. sauil < L. sol zon.

zondag

zondag: < L. dies Solis dag van de zon.

zonde

zonde: < L. sons schuldige.

zondebok

zondebok: < L. sons schuldige + bok < ON. bukkr mannetje geit. Referentie van de bijbel in Leviticus 16:8.

zonderling

zonderling: < MNl. sonderlinge afzonderlijk, in het bijzonder, special.

zondvloed

zondvloed: < MNl. sintvloed < HD. sundflut groet vloed.

zone

zone: < Fr. zone < L. zona gordel.

zooi

zooi: < MNl. soode kooksel, dat wat tegelijk gekookt woordt.

zorgvuldig

zorgvuldig: < MNl. sorchvoudich < !zorg: < MNl. soorge < Got. saurga zorg. + !-voud < MNl. -voud vouwen, vormt zelfstandig naamwoorden.

zot

zot: < Fr. sot dwaas.

zout

zout: < Got. salt < L. sal zout. zie salaris

zucht

zucht: < MNl. sucht sterke uitademing.

zuid

zuid: < OFries. suth < ON. suðr.

zullen

zullen: < MNl. sullen