antipathie

antipathie : < Gr. antipatheia het met een eerder afwisselend gevoel, afkeer < antipithes een tegengestelde uitwerking.

antipathiek

antipathiek : < Gr. anitpatheia afkeer < anti- tegen + pathos gevoel.

antisociaal

antisociaal : < Gr. anit- tegen + sociaal < L. socialis gemeenschap < socius vriend.

antistof

antistof : < Gr. anit- tegen + stof¹ (materie)< MNl. stoffe < OFr. estophe materiaal wat dient om te dooien < etoffer vol stoppen.

antoniem

antoniem : < Gr. antonumia verwisseling van namen < anti- in plaats van + onoma, onuma naam.

antropologie

antropologie : < Gr. anthrōpos mens + logos woord.

antropomorfe

antropomorfe : < Gr. anthrōpos mens + morphè uiterlijke vorm

antroposophie

antroposophie : < Gr. antropos mensen + -sophia kennis, wijsheid, wetenschap.

antwoord

antwoord : < L ante voor + woord zeggen (letterlijk een tegenwoord).

apart

apart : < L. ad partem van ad naar + partem gedeelte.

apathie

apathie : < Fr. apathie < Gr. apatheia gevoelloos zijn, van a- ontkennend + pathos emotie.

aperitief

aperitief: < Fr. apéritif eetlust opwekken < L. aperitivus verband houdend met openen.

apert

apert: < L. apertus bloot, onbedekt, open, duidelijk.

apo-

apo-: < Gr. apo weg van.

apostrof

apostrof : < L. apostropha < Gr. apostrphè het afwenden, van apo weg + strephein wenden.

apparaat!

apparaat!: < OFr. apparat < L. apparatus toebereiding, uitrusting, apparaat < ad- naar toe + parare voorbereiden, toebereiden.

appartement

appartement: < Fr. appartement < It. appartare afzonderen, afscheiden < L. pars deel.

appel

appel : < Fr. appel < L. appelare aanspreken, help roepen aan een overheidspersoon < ad- naar … toe + pellere drijven, verjagen.

april

april: < L. Aprilis mogelijk van aperire openen of van de Grieks aphro van Aphrodite godin van vruchtbaarheid.

aqua-

aqua- : < L. aqua water.